Een ooggetuige uit de Tweede Wereldoorlog:
Maak kennis met
Bertus ten Bosch
Bertus, 85 jaar, woonachtig te Twello, heeft in 1995 zijn jeugdherinneringen aan het papier toevertrouwd, maar ook zijn herinneringen van de oorlogsjaren. Zijn geboortegrond ligt in Terwolde, alwaar hij de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt op boerderij ‘De Holle’. Bevrijding van de Veluwe heeft de eer gekregen om dit met u te mogen delen.
Dat er in de oorlog niet veel meer te krijgen was, is wel bekend. Toch was er op een gegeven moment een soort poeder te koop, waarmee je met heet water of melk een drank kon maken. Hoe het smaakte weet ik niet meer. Wel weet ik nog dat er twee soorten waren, het ene hete Rona en het andere Melba. Het ging net zoals dat je nu een beker chocolademelk maakt. Honger hebben wij in deze streek bijna niet gekend. Maar als jongen van een jaar of tien heb je natuurlijk altijd honger. Ik weet nog goed dat ik ‘s avonds mijn vader op ging halen, als hij van zijn werk weer thuiskwam. Ik liep hem dan altijd een eind tegemoet en dan gaf hij mij een hand en dan rende ik met hem mee naast zijn fiets. Als we dan bij huis aankwamen zei hij vaak: “Kijk maar eens in mijn fietstas” Dan had hij meestal nog een boterham over gehouden. Later heb ik weleens gedacht dat hij hem speciaal voor mij bewaard had.
Er was wel gebrek aan vele dingen. Zout was er bij voorbeeld niet meer te krijgen. De bakkers gingen de boer op. Deze hadden vaak vlees van de huisslachting in pekelwater bewaard. Door dit zoute water door het deeg te mengen, zat er toch nog iets smaak aan het brood. Van dat brood moet u zich niet te veel voorstellen. Want gist was er natuurlijk ook niet meer. Daardoor kwam het brood net zo uit de oven als het erin ging. Normaal moet het deeg rijzen. Zo leek het meer op een dikke rol stopverf. Mijn moeder sprak altijd van “kleipoppen”. Dat was echt geen lekkernij. Als je dan nu bij de warme bakker in de winkel staat en je kan kiezen uit wel twintig verschillende soorten brood en broodjes, dan denk ik nog wel vaak aan die tijd terug, dat je niets te kiezen had. In Terwolde en omgeving zijn veel boerenbedrijven. Dat bracht in de oorlog met zich mee, dat veel mensen bij de boer melk gingen halen. Daar wil ik een voorval van vertellen waaruit blijkt, hoever de mentaliteit van iemand kan zakken.
“Hij hield dus de vrouw aan en vroeg wat ze in haar tas had.”
Een vrouw uit de buurt ging iedere avond naar een boer om twee flessenmelk te halen. Op een keer wordt ze aangehouden door een kerel die in het buitengebied van Terwolde woonde. De man was lid van de N.S.B. en had een echte onsympathieke kop met zo’n bierglaasjes bril. Als ik het me goed herinner, zat hij ook op het distributiekantoor, waar de bonkaarten uitgegeven werden.
Hij hield dus de vrouw aan en vroeg wat ze in haar tas had. Ze haalde haar tas van het stuur en liet de twee flessenmelk zien. Hij haalde ze uit de tas en sloeg ze tegen elkaar kapot. Vanwege zijn dikke kop werd de man Jan Vet genoemd. Ondanks dat ik nog maar een jaar of tien was, kan ik me nu nog die tronie voor de geest halen. Hoewel er wel meer NSB’ers in de buurt woonden, hebben we daar voor zover ik weet nooit last van gehad. Vaak werden boeren lid van die club, enkel door het feit dat ze door verplichte “levering” aan de Duitsers een betere prijs voor hun producten kregen, dan wanneer ze bijvoorbeeld het fruit naar de veiling deden. En voor geld zijn de mensen tot alles in staat. Het woord “leveren” had in die dagen een speciale betekenis.
Wat was de NSB?
De Nationaal-Socialistische Beweging, afgekort tot NSB, was een Nederlandse fascistische partij die in 1931 door Anton Mussert en Kees van Geelkerken werd opgericht. In de Tweede Wereldoorlog koos de NSB de kant van de Duitse bezetters.
Toen de Duitsers in 1940 Nederland binnenvielen werden wel veel mensen gauw lid van de NSB. Die dachten er hun voordeel mee te kunnen doen. Maar ze kwamen, toen de Duitsers de oorlog begonnen te verliezen, bedrogen uit.
Uit één van die bomtrechters heb ik toen een scherf meegenomen, die heb ik nu nog steeds in mijn bezit.
Kokend water erop en de gerstkoffie was klaar. Suiker was natuurlijk ook niet meer te krijgen. Maar er werden wel suikerbieten verbouwd bij de boeren. Dus werden de bieten eerst gewassen, dan in stukken gesneden en vervolgens gekookt. Dat gebeurde bij ons op een duveltje, een klein soort potkacheltje met een grote gietijzeren pot er op. Normaal werden die gebruikt om er aardappelen in te koken voor de varkens. Nu dus die suikerbieten. Die werden al roerende net zo lang gekookt tot dat er een stroperige massa overbleef. Dat was echt mierezoet maar wel met een bietensmaak. Dus een kop gerstekoffie met een lepel bietenstroop. En toch hoor ik tante Dien nog zeggen: “Lekker net mokka”.
Na die bombardementen werd er natuurlijk druk over gepraat. Over het aantal doden en de verwoestingen. Ik weet nog dat Dieks Oosterbroek een keer op de Worp een handschoen vond met de hand er nog in. Toen we hem een beetje ongelovig vroegen “een hand?” zei hij: “Ja een hand, je kent toch wel een hand?” Gek hé, dat je na vijftig jaar die man nog steeds die woorden hoort zeggen.
Dat die bombardementen op de bruggen veel ellende teweeg hebben gebracht is wel bekend. En dat de bruggen nooit geraakt zijn is ook wel bekend. Een onbekend gebleven dichter(es) schreef het volgende gedicht, dat ik hierbij laat volgen: