Een ooggetuige uit de Tweede Wereldoorlog: Jeugdherinneringen van
Maak kennis met
Gerda Kim-Gringhuis
Het Dutch National Battalion?
“Elk jaar gingen mijn ouders naar de jaarlijkse herdenking en kranslegging in Harskamp waar het monument voor het Dutch National Battalion staat. Na afloop daarvan kwamen zij dan naar Apeldoorn toe om mijn verjaardag te vieren”.
Tijdens de bevrijding van de Achterhoek ontstond er bij de Canadezen een grote behoefte aan infanterie. Deze infanterie was hard nodig om ondersteuning te kunnen bieden aan de flankdekking van de eigen troepen. De voormalige KP (knokploegers) waren voor de bevrijding al officieel benoemd tot de Binnenlandse Strijdkrachten en binnen twee dagen waren er al meer dan 400 vrijwilligers aangemeld om mee te vechten met de Canadezen. Op 15 april 1945 werd het Dutch National Battalion opgericht en werd het ingedeeld bij het 1st Canadian Corps.
Het Dutch National Battalion, bestond in zijn geheel uit drie compagnieën vrijwilligers van elk ongeveer 130 mannen plus staf. Het Battalion was in het geheel samengesteld door verzetsstrijders, KP-ers of die als zodanig moesten onderduiken in Aalten en omgeving.
Vanaf medio April 1945 nam het Battalion actief deel aan de bevrijding van Nederland. Het hielp bij de flankbeveiliging van de geallieerde troepen op de Veluwe. Daarnaast verleende het assistentie bij de zuivering van het bezette gebied. Na de dag van de capitulatie op 5 mei 1945 bezette het Dutch National Battalion de zogenaamde checklijn of securitylijn. Deze lijn liep van Spakenburg-Bunschoten tot Dodewaard.
Het D.N.B had met de drie compagnieën als laatste de taak in samenwerking met de Britten en Canadezen om het burgerverkeer van west naar oost en omgekeerd te controleren. Uiteindelijk werd op 12 juli 1945 het D.N.B ingedeeld bij het I-II-8RI (Regiment Infanterie) van de Koninklijke Landmacht. Vanaf deze datum hield het Dutch National Battalion op te bestaan.
Vrijwilligerslegioen
Achteraf blijkt dat toen de Britten Aalten en de Achterhoek hadden bevrijd er mannen geworven werden voor een Vrijwilligerslegioen, het zogenaamde Dutch National Battallion. De Britten en Canadezen hadden behoefte aan meer infanteristen om de rest van Nederland te bevrijden. In Aalten is zodoende het Dutch National Battalion opgericht.
Mijn vader die destijds ondergedoken zat in Aalten meldde zich hier ook voor aan. Met het bataljon zijn ze vanuit de Achterhoek de IJssel bij Wilp overgestoken. Uiteindelijk via Apeldoorn, Spakenburg en Harderwijk hebben zij geholpen bij de bevrijding van de rest van Nederland. Nadat Nederland geheel bevrijd was, is hij terecht gekomen bij de Mijnopruimingsdienst. Hierna werd hij nog ingedeeld bij de Economische Controle Dienst om toezicht te houden op de handel en om zwarte handel tegen te gaan.
Mijn vader is via Overberg op de fiets naar Winschoten gefietst en toen ik hem daar zag moest ik eerlijk gezegd niets van hem weten. Ik was nog geen 2 maanden oud toen mijn vader ging onderduiken. Zo zag ik mijn oom Jo, de jongere broer van mijn vader, meer als mijn vader. Hem zag ik vaker. Oom Jo was eerder terug in Winschoten en had de tijd om zich weer over ons gezin te ontfermen. Maar later is dit met mijn vader allemaal goed gekomen.
Toen mijn vader uiteindelijk in Haarlem in hun huis terug kwam, waren al zijn machines weg. Deze gebruikte hij voor zijn schoenmakerij. Het enige wat er nog was, waren een kop van een hamer en zijn schoenmakersleest. De steel van de hamer is waarschijnlijk in een kachel verdwenen gedurende de hongerwinter. Hij heeft nog geprobeerd om het vak weer op te pakken, maar dat werd uiteindelijk niks meer. Toch repareerde hij nog wel op verzoek schoenen in de achterkamer. In 1949 is hij bij de KLM als bedrijfspolitie aan het werk gegaan, daar heeft hij tot aan zijn pensioen gewerkt.
Na de oorlog
In een interview van Radio Bloemendaal heeft hij het één en ander verteld over de oorlog wat wij nooit geweten hebben. Dit is vermoedelijk in 1995 geweest toen wij 50 jaar bevrijd waren. Gelukkig is hier nog een opname van hieronder volgt een samenvatting van het interview.
De heer Gringhuis, is geboren in 1912 in Groningen en heeft zijn jeugd doorgebracht in Winschoten. Op 20 jarige leeftijd verhuisde hij naar Haarlem. Het beroep wat hij beoefende was die van schoenmaker. In juni 1943 is de heer Gringhuis ondergedoken op de boerderij van de familie Ormel in Aalten in de Achterhoek. Hier hielp hij mee met het werk op de boerderij, zoals melken, onkruid wieden en de koestallen schoonmaken. Maar hij werkte ook vanuit hier weer in een schoenmakerij.
De mensen in Aalten waren heel gastvrij en behulpzaam. Er was genoeg te eten en hierdoor waren er heel veel onderduikers ondergebracht in Aalten en omgeving.
Gedurende de onderduikperiode kon de heer Gringhuis zich vrij op straat begeven, aangezien dit gebied dun bezaaid was door de Duitse bezetter. In geval er razzia’s plaats vonden, vluchtte de heer Gringhuis het bouwland in en verschool zich bijvoorbeeld tussen de Korenschoven. Na afloop kon hij zich gewoon weer op straat begeven. Toch is de heer Gringhuis in februari 1945 nog opgepakt en hebben ze hem vervolgens naar Doetinchem gebracht en later weer naar Hummelo. Net voor de bevrijding kon hij vluchten en kwam even na de bevrijding van Aalten weer in Aalten terug.
In september-oktober 1944 kwam de heer Gringhuis bij het verzet. Daar hielp hij samen met andere onderduikers bij wapendroppingen en kregen zo ook onderricht, middels de toegevoegde instructiepapieren bij de gedropte wapens en handgranaten. Vervolgens werd er besloten om een strijdgroep te vormen, dit was op verzoek van de Britse strijdkrachten, welke Aalten bevrijd hebben op 30 maart 1945. Ook de heer Gringhuis werd gevraagd om mee te helpen bij het bevrijden van de rest van Nederland en kwam zo bij het Dutch National Batallion. Hier hielp hij mee om de geleerde instructies in de vuurwapens weer door te geven aan de nog nieuwe toegevoegde DNB’ers.
Jan Gringhuis werd ingedeeld in bij de 1ste compagnie.
Toen de tijd zich voor deed, zijn de leden van de DNB met legervoertuigen van het Britse leger vervoerd richting Deventer en zijn daar via een pontonbrug de IJssel overgegaan. Zo kwamen zij in contact met Twello, waar een afdeling van de Canadezen zat. Daar zijn zij zoveel mogelijk mee opgetrokken. Van Twello zijn ze met de Canadezen meegegaan richting Apeldoorn.
Jan Gringhuis:
‘Toen Apeldoorn was bevrijd, werden wij gedirigeerd naar Overberg. Een klein gehucht bij Veenendaal, wat ook net bevrijd was, maar waar nog verschillende Nederlandse SS-ers zich schuil hielden in de bossen. Dat is toen met hulp van de DNB gezuiverd. Na de overgave van het laatste weerstandsnest werden wij overgebracht richting Spakenburg.
Spakenburg was ook net bevrijd en wij hebben toen dus de verdere zorgen en bewaking overgenomen van de Canadezen. Wij zijn daar gebleven, totdat op 5 mei heel Nederland bevrijd was.
Na alle festiviteiten in Spakenburg zijn wij overgebracht naar Bergen aan Zee en werden de compagnieën weer samengevoegd. Toen kwam het verzoek om naar Knokke te gaan voor de mijnen opruiming school. Dit was opgericht door de Prinses Irene Brigade en hier hebben wij enkele weken doorgebracht. Vervolgens gingen we naar Bergen op Zoom, want ook daar moest een mijn opruiming school opgericht worden met militairen van de Irene Brigade. Daar heb ik met een aantal anderen de boel in orde gemaakt.
Vanuit Bergen op Zoom werden wij op weg gestuurd naar Roermond. Vanuit Roermond zijn wij bezig geweest om de hele Maasoever te zuiveren van de mijnen. Vervolgens nog in de Peel, waar ook ontzettend veel landmijnen waren gelegd.
Voor het opsporen van de mijnen werden detectors gebruikt. Maar als de mijnen geruimd waren dan werd de grond met een lange ijzeren staaf met houten handvat, cm voor cm afgeprikt om te kijken of er nog mijnen waren achtergebleven. Nadat dit project was afgemaakt zijn wij naar Amersfoort gebracht en vandaar weer door naar Utrecht waar wij in de Hojelkazerne werden gelegerd.
Mijn vrouw heb ik voor het eerst weer ontmoet toen we in Overberg waren. Hier kon ik een fiets krijgen van een fietsenmaker. En zo ben ik op de fiets van Overberg via Amersfoort naar Winschoten gegaan, gedeeltelijk gefietst maar ook deels meegelift met een auto. ’s Morgens om ongeveer 07:00 uur was ik in Winschoten en zag ik voor het eerst mijn vrouw en mijn kinderen terug. Dat was weer een emotioneel weerzien. Alleen mijn jongste dochter Gerda, die was nog zo klein, die wilde niets van mij weten. Ik was een militair natuurlijk. Maar uiteindelijk kwam het toch weer goed.’