Een ooggetuige uit de Tweede Wereldoorlog:
Maak kennis met
Heer Nijhof
Mijn naam is Henk Nijhof en ben geboren op 15 september 1933 aan de Elsbosweg te Klarenbeek. Toen de Tweede Wereldoorlog begon was ik 7 jaar oud. De mobilisatie kan ik me nog goed herinneren. Ik zie ze nog zo lopen, de Nederlandse soldaten met hun lange windsels om de benen. Op weg richting Zutphen naar de IJssellinie.
In 1943 begonnen de razzia’s. Zo’n 20 Duitse soldaten gingen de huizen langs om mannen op te pakken. Deze mannen moesten gedwongen werken in Duitsland.
Mijn vader had Astma en slikte verschillende medicijnen. Toen ze bij ons aan huis kwamen, had mijn moeder alles uitgestald. Mijn vader lag op bed. “Eruit’, schreeuwde de SS-commandant”!
“Mijn man is krank”, zei mijn moeder. Er vielen zo verschillende woorden. Mijn moeder was niet bang voor de Duitse soldaten. Gelukkig ging dat goed. Die Duitser zag het kruis aan de muur hangen en zei, ‘ach Catholic, bbbrrrrr’! En ging de deur uit.
Zij gingen weer naar buiten, in de tuin had mijn vader een schuilkelder gegraven. Een Duitse soldaat keek erin of er iemand in zat en schreeuwde ‘heraus’! Hij liep met het geweer in aanslag om de hooiberg. Mijn buurjongen zat in die berg hooi, werd bang en vluchtte de hooiberg uit. De Duitsers schoten hem nog wel na, maar raakten hem niet. Gelukkig liep dat allemaal goed af, maar wel een diepe indruk achterlatend.
Ook kregen we in Klarenbeek te maken met inkwartiering. Ook bij ons kwamen ze kijken om Duitsers onder te brengen. Mijn moeder, die dus absoluut niet bang was, liet een Duitse commandant de wc zien en zei, ‘hier können sie’! Hij liep kwaad de deur uit.
In de villa lag het hele huis vol met Duitsers!
Bij de boeren in het Hooiland, bij Schimmel en Dijkhof werden o.a. oude Duitse soldaten onder gebracht, zogenaamde paardenvolk. Hooi halen bij de boer, bergen vol op de wagen geladen, om te kunnen slapen. Zo hebben ze bij een goede buur, onder het hooi 2 Norton motoren gevonden en 2 melkbussen vol met, wat men zei, zilvergeld.
In die tijd hoorden we ook regelmatig enorm lawaai uit de richting van Apeldoorn komen. Mijn vader zei dan dat dit van de spijkerfabriek kwam, die aan het kanaal stond. Later begreep ik dat dit lawaai veroorzaakt werd door vliegtuigmotoren die, vol gas stonden te proefdraaien bij de TIMA-fabriek in Apeldoorn. Zover droeg dat geluid.
In de avond en nacht kwamen er ook steeds meer bommenwerpers over richting Duitsland. Wat een oorverdovend lawaai was dat. Op het vliegveld Deelen stonden zoeklichten. Ze zwaaiden net zolang rond totdat ze een bommenwerper in de lichtbundel te pakken hadden. Het luchtafweergeschut bulderde er dan op los. Rondom de vliegtuigen zag je dan kleine rookwolkjes van ontploffende granaten. Later kwamen er ook overdag bommenwerpers over. Hele zwermen, zoveel! De lucht zag er zwart van
Als de zon scheen waren het net kleine zilveren vogeltjes. Ik ging dan tegen de muur staan en tuurde omhoog naar de vliegtuigen. En rondom de vliegtuigen weer de ontploffende granaten van het geschut wat op Deelen stond.
Zo kwamen er ook geregeld luchtgevechten voor. Zo was ik in de zomer van 1944 na het middageten, door het weiland op weg naar de buurman die tegenover ons woonde, doken er 3 vliegtuigen over me heen. Ik schrok me rot en dook op de grond, in het gras. Ik was vreselijk bang. Die vliegtuigen bleven maar over mij heen draaien en schieten. Het klonk vreselijk hard.
Ik ben op handen en voeten naar de buurman gekropen en naar binnen gevlucht.
Toen de vliegtuigen weer weg waren, zijn wij wezen kijken. Hadden ze een Duitse auto en de schuur van Nikkels aan de Hoofdweg in brand geschoten. Ik zie Jans Nikkels nog zo voorbijfietsen, naar haar ouders toe. Gelukkig is dat allemaal goed afgelopen.
Als de zon scheen waren het net kleine zilveren vogeltjes.
Bij die beschieting is Dina Paalman door haar heup geschoten, en was er een geit gedood. Zij woonde aan de Hoofdweg, in een oud huisje, tegenover Café Pijnappel. De Tommies hadden daar schijnbaar ook Duitsers gezien.
Op een dag was ik weer eens aan de beurt om de boer op te gaan om melk te halen. Ik zat bij de Coöperatie, alleen op het bordes, en zat in de lucht te staren. Op een gegeven moment dook er een vliegtuig naar beneden, met zo’n witte condens streep achter zich aan. Ik vloog de weg over en ging bij fietsenmaker Wolters tegen de muur staan. Op de weg reed Gradus Diks met de mestkar. Gradus was snel de bok afgesprongen en in een éénmansgat gedoken. Het vliegtuig heeft 1x geschoten. De piloot zal wel gezien hebben dat het een mestkar was en geen Duitse wagen of i.d. Het paard sukkelde gewoon door alsof er niks aan de hand was
Ik ben me in ieder geval rot geschrokken.
Ook is mijn broer Wim een keer thuisgebracht door een Duitser, met het geweer in aanslag. We mochten van de Duitse commandant niet met ze meelopen. Die vent schopte de deur dicht bij ons huis. Wat was ik bang voor die kerel.
Er heeft vlakbij een Duits kanon opgesteld gestaan. Op een gegeven moment werden er 3 schoten afgevuurd. Een hels lawaai natuurlijk. Onze geit, die langs de slootkant aan de paal stond, was daar zo van geschrokken, die kwam bij ons het erf oprennen met de paal achter zich aan.
Een hoop lol, maar ook best wel spannend.
In de oorlog werden er mannen verplicht om bewaking te lopen bij de telefoonleidingen die door de bomen heen liep. Een maatregel die getroffen werd door de bezetter om vernieling te voorkomen. Of men moesten gedwongen eenmansgaten graven langs de wegen, men moest zich verplicht melden. Ook werden er razzia’s gehouden op paarden bij de boeren. Deze hadden hun paard veelal verstopt in de hooimijt, in een uitgeholde ruimte. ’s Avonds mocht je niet meer op straat komen (spertijd), overal liepen Duitsers die de boel scherp in de gaten hielden.
Er ontstond een enorme zwarte handel in levensmiddelen, zoals kaas, boter, eieren etc. Hier werd enorm veel geld voor gevraagd.
Zo moest de boel ’s avonds ook verduisterd zijn, de ramen werden afgeplakt er mocht geen straaltje licht naar buiten schijnen als het donker was. In de kamer hadden wij een oude fiets, op de kop, staan. Op het achterwiel zat een dynamo en door aan de trappers te draaien ging het fietslampje, wat weer aan de lamp in de kamer hing, branden. Zo hadden we toch enigszins licht. We moesten dan om beurten aan de trappers draaien.
Op een avond werd er op de raam gebonsd, twee Duitsers kwamen toen binnen. Die dachten dat we naar de radio zaten te luisteren. Toen ze de fiets zagen moesten ze wel lachen.
We hebben in de oorlog heel veel Roggemeelpap gegeten en ook hebben we stiekem weleens een varken geslacht.
Ik weet nog goed dat er een keer in de buurt van de coöperatie een vliegtuigbom in het weiland terecht kwam. Waarom die daar neergegooid werd weet ik niet, maar het was een beste gat. Zo sjouwde ik regelmatig door de sloten, als ze droog stonden natuurlijk en zo trof ik op een gegeven moment in de slootkant vlakbij ons huis een grote scherf van die bom! In september 1944 landde er bij Arnhem parachutisten, dit konden we vanuit Klarenbeek goed zien. Er waren toen ook heel veel vliegtuigen in de lucht. Uit die richting hoorde je het schieten en het ontploffen van granaten. Vanaf die tijd werden de Duitsers steeds strenger. In Klarenbeek kwamen evacuees uit Arnhem, Huissen, Tiel enz. Wij hebben geen evacuees in huis gehad, omdat wij daar gewoon de ruimte niet voor hadden. De beschietingen uit de richting van Zutphen, maar ook uit de richting van Arnhem. Vlak voordat Klarenbeek bevrijd werd, brachten wij met buren de nacht door in de kelder bij Schimmel. We sliepen daar op de aardappelen. En wij maar aardappels naar elkaar gooien! Een hoop lol, maar ook best wel spannend.
Wat ik me verder van de bevrijding kan herinneren is de lange colonnes van voertuigen over de Elsbosweg en de Canadese soldaten die in het weiland bivakkeerden. We liepen ertussendoor en mijn zusters kregen chocoladerepen en sigaretten. Ik heb hier ook voor het eerst van mijn leven een donkere man gezien.
Ook zie ik nog het verkenningsvliegtuig boven onze hoofden rondcirkelen, om de omgeving richting Apeldoorn te verkennen. Vlakbij ons huis stond op een gegeven moment een jeep waar, Canadezen omheen stonden, starend en wijzend op een luchtfoto. We konden stiekem mee kijken en konden zelfs ons eigen huis op de foto zien staan.
Toen we net bevrijd waren zie ik nog zo meneer Massop uit Klarendal in Arnhem fietsen met een koeienkop achter op zijn bagagedrager. De koe was van boer Berghuis, uit de buurt van Samuel, tijdens schermutselingen aldaar, waren een aantal koeien dodelijk getroffen
Vlak na de oorlog heeft mijn broer Ben, nog Canadese kleding gedragen. Broeken waren toen moeilijk te krijgen en zo heeft hij een tijdje met een zwartgeverfde Canadese broek rondgelopen.
Bij de kerk van Bussloo lag na de oorlog een hele berg Canadese granaathulzen. Hier heb ik er 2 van mee naar huis genomen. Deze hebben heel lang bij ons op de schouw gestaan. In de R.K. kerk van Klarenbeek hebben ook heel lang granaathulzen gestaan. Deze werden dan gebruikt om bloemen in te zetten. Net zoals de hulzen bij ons thuis zijn deze spoorloos verdwenen, helaas.
Maar al met al kan ik eigenlijk wel zeggen dat wij als kind in die tijd, een mooi en avontuurlijk leven hadden!