Bevrijding van de Veluwe onderzoekt:
Maak kennis met
de heer Jan Aberson
“Ik ben geboren in de fabrieksstraat nummer 50. De Fabrieksstraat was toen, een straat wat liep van de Rytbroeckstraat tot aan de Tuinstraat. In 1940 ging ik naar de kleuterschool aan de Brinklaan. Er stonden toen allemaal Duitse soldaten op de weg en die hadden de hele Fabrieksstraat afgesloten, van twee kanten, vanaf huisnummer 39 tot aan huisnummer 25, gevolg was dat je er niet meer door kon. Dat betekende dus dat we altijd via de Rytbroeckstraat en Waterloseweg naar de Brinklaan moesten lopen om op school te komen.” – Jan Aberson
Om gek van te worden!
Mijn moeder kon er ook helemaal niet meer tegen, en via familie, hebben wij 2 jaar bij een familielid aan de Ordermolenweg, bij de familie Blom in huis gezeten. Ons huis stond toen leeg. Op een gegeven moment toen, ik heb dat van mijn vader gehoord, moesten ze iemand hebben die bij de Duitsers in de TIMA fabriek moest indringen. Toen kwam er een gezin uit Gouda in ons huis wonen. En die hebben twee jaar in ons huis gewoond. Wij hebben zelf geen last gehad van de Duitsers die in de TIMA zaten, maar de andere kant van de Fabrieksstraat hebben de Duitsers een heleboel huizen gevorderd en toen deze daar in 1944 weggingen, waren de huizen zowat helemaal leeggeroofd. Wij zijn toen ook weer vanuit Orden in ons huis terug gekomen. Ons huis was gelukkig netjes achtergelaten..
Probeer het eens voor te stellen…
Het geluid van een vliegtuigmotor tegenwoordig geeft al veel overlast, maar probeer eens in te beelden dat u, net zoals Jan Abserson en vele andere Apeldoorners die rondom de TIMA fabriek woonde, de hele dag het zware brommende geluid van een vliegtuigmotor moet aanhoren. Om u als lezer een beetje een inbeeld te geven hoe dit moet zijn geweest hebben wij het geluid van een Duitse vliegmotor hieronder te beluisteren gezet. Zet uw koptelefoon op of zet de luidsprekers van uw computer op een redelijk volume en probeert u het maar eens in te beelden.
Razzia’s in Apeldoorn
Mijn vader werkte bij Pruis aan de Badhuisweg. Pruis had het onderhoud van het gemeentehuis en de klok en, ik dacht dat in 1943 het gemeentehuis was afgebrand. Mijn vader heeft daarvoor nog een dag vastgezeten, want hij had een Ausweis en de sleutel van het gemeentehuis, maar dat is toen goed afgelopen. Mijn vader is in 1944 opgepakt, met de grote razzia in Apeldoorn, en moest toen naar Rees. Hij ging weg, dat weet ik nog goed, dat hij zei, ‘ik ben er zo weer’! Want hij had een Ausweis omdat hij het onderhoud op het gemeentehuis moest doen, maar dat gebeurde dus niet. Mijn moeder heeft toen als de bliksem een mandje en een tas gepakt met eten en wat kleren. En ik ben toen met mijn moeder naar de markt gelopen, en daar probeerden we hem te vinden en dat is ook gelukt. Hij is toen met de trein vervoerd naar Rees. Hij heeft ook dat bombardement op de trein meegemaakt.
Ontsnapt uit Rees!
Mijn moeder en ik zijn toen naar mijn oma gegaan, die woonde in de Groeneweg 58. Die had ook al twee kostgangers in huis nl. Arend Huurneman en Deunk. En ze hadden ook twee evacuees uit Arnhem in huis, de familie van Beurden en dat waren ook schattige mensen. En zo kwamen wij er ook nog bij. Dus oma had het hele huis vol. En omdat mijn vader in Rees zat gingen wij pakketjes maken voor mijn vader in Rees en die brachten we naar de Amefa fabriek. Meneer Den Hollander die bracht dat daar dan naar toe. Alle pakketjes, die wij meegegeven hadden zijn in Rees aangekomen. Bij oma thuis was het altijd feest, want bij het olielampje zaten we rondom de tafel en Arend was een mooie muiter. We speelden elke avond spelletjes zoals ‘Mens erger je niet’. Het was altijd feest!
Op een gegeven moment werd er ’s avonds op de deur geklopt, en dat was iemand van het Rode Kruis, die kwam vertellen dat mijn vader onderweg naar huis was en die liep waarschijnlijk bij de Vrijenberg bij Loenen. Toen is meneer van Beurden en mijn moeder, op de fiets met houten banden, in het donker in de richting van Loenen gegaan. Vanaf de Arnhemseweg hebben ze gefloten, want mijn vader en moeder hadden samen een apart ‘fluitje’. Het was compleet duister en hopelijk herkende hij het deuntje. En inderdaad door het ‘fluitje’ hebben ze mijn vader, getraceerd bij de Loenense watervallen. Ze hebben mijn vader achter op de fiets mee naar huis genomen. En ik weet nog goed dat bij oma en opa thuis feest was. Opa was al aan het heen en weer lopen, want het fornuispotje moest aan, want er moest water gekookt worden. Mijn vader zat namelijk onder de luis en in de schuur hebben ze mijn vader helemaal kaal geknipt en grondig gewassen.
Daarna hebben ze hem wat lichts te eten gegeven en in bed gestopt. De volgende dag ging het al weer wat beter met hem. Dit heeft zich afgespeeld eind februari 1945.
Toen hij gevlucht was heeft hij onderdak gehad bij een Duitse boer in Rees. Daar werd hij goed geholpen, had voldoende eten gekregen en zelfs nog een paar schoenen gekregen, want hij liep nog steeds op zijn klompen.
Na verloop van tijd zijn wij ook weer naar ons eigen huis in de Fabrieksstraat gegaan. Het heeft wel een tijdje geduurd voordat mijn vader weer helemaal de oude was.
De B-17 Bommenwerper
Bij de Kanovijver in het Boschbad, is in 1944 nog een bommenwerper neergestort, hier kan ik niet zoveel van herinneren, maar ik weet nog wel dat toen ik een keer met mijn moeder naar het centrum ging, er een dode Parachutist in de Mariastraat lag. Deze was door de Duitsers in de lucht al doodgeschoten. Mijn moeder fietste dan ook gauw door op haar fiets zonder banden, maar wel met een tuinslang om de velgen heen. Dit gaf ook een vreselijk kabaal.
Ik kan me nog wel goed de bommenwerpers herinneren, die op weg naar Duitsland waren om te bombarderen. ’s Avonds zag je de zoeklichten dan in het rond zwaaien. Net zolang totdat ze dan een bommenwerper in de straal gevangen hadden. De V-1’s die overkwamen, kan ik me ook nog goed herinneren, gelukkig vlogen die ons allemaal voorbij.
Jan Aberson is niet de enige die deze gebeurtenis nog kan herinneren. Ook onze andere ooggetuige, Bob van den Brink weet deze indrukwekkende gebeurtenis nog goed te herinneren.
De herinneringen van Jan Aberson
Ondanks alles heb ik in de oorlog een goede tijd gehad, ook in Orden. Toen de Duitsers in 1944 vertrokken waren uit de TIMA, werd het terrein achter ons huis, waar de motoren stonden te draaien, een autokerkhof. Allemaal oude en kapotte auto’s. Voornamelijk Nederlandse auto’s, sommige zelfs nog met een gasgenerator erop. Daar heb ik samen met mijn nicht Diny, uit heel veel auto’s de bekleding eruit gesneden, als het nog goed was uiteraard. Mijn nicht maakte daar tassen en stuurmoffen van voor op de fiets. Zeg maar handschoenen die aan het stuur van de fiets vast zaten. Mijn vader slachtte dan de konijnen en de vacht werd dan de binnenkant van die ‘moffen’ gemaakt. Zo hoefde je geen handschoenen aan.
Toch hebben we zeker wel angsten gehad, want met de bevrijding zaten wij samen met onze buren in onze kelder, omdat zij er geen hadden. En natuurlijk hoorden wij de beschietingen en granaten overkomen, maar gelukkig is er bij ons niets gebeurd. Toen we bevrijd waren ben ik samen met mijn vader naar de Hoek Kerklaan en Deventerstraat geweest, waar de Tommy’s aankwamen. De ‘moffenmeiden’ werden opgepakt en kaal geschoren en die gingen allemaal naar het politiebureau. We hebben met de hele buurt nog een bevrijdingspoort gemaakt over de straat.
Honger hebben wij gelukkig niet gekend, omdat wij thuis een behoorlijke tuin hadden en opa die had van de Groeneweg tot aan de Klompstraat een tuin en daarin werd alles verbouwd wat maar kon. Zolang ze maar aan stekjes of aardappels kon komen. Oma heeft nog wel een keer pulp gemaakt uit suikerbieten en die waren echt niet onaardig om te eten, best wel lekker, maar puur om het te proberen. Nee, wij hebben altijd goed gegeten, misschien dat het voor mijn ouders wel eens moeilijk zijn geweest, maar daar heb ik niets van gemerkt. Ook bij oma niet. Gelukkig…
Gebruikte bronnen: Dotkadata, CODA Apeldoorn, BundesArchiv Deutschland,