Aflevering 8
Iedereen in Apeldoorn is er zeker wel eens langsgekomen. Het Keienmonument aan de Sportlaan. Vlak naast de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn ligt een monument met een indrukwekkend en schokkend verhaal. Bevrijding van de Veluwe vertelt in deze aflevering het verhaal achter het monument.
Tekst: Fred Klijndijk, schrijver van de brochure ‘Het Keienmonument’.
Uitgave: Opleidings-, Trainings- en Kenniscentrum Koninklijke Marechaussee dat op de Koning Willem III kazerne is gevestigd.
Het Verzet in 1944
Als in 1944 de geallieerden de rivieren in Brabant hebben bereikt, neemt het binnenlands verzet sterk toe. Er ontstaan allerlei groeperingen, die zich in verzetsgroepjes organiseren. Om te proberen enige structuur en overleg bij deze groepen te krijgen geeft prins Bernhard vanuit Engeland het hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten, Henri Koot, opdracht de krachten te bundelen. De Raad van Verzet (RVV), de Landelijke Knokploegen (LKP), de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en de Ordedienst (OD) dienen op te gaan in één organisatie. Op grond hiervan wil Albert Krikke, commandant Binnenlandse Strijdkrachten van het gewest Utrecht, een vergadering organiseren. Hij geeft zijn assistent Cor Been (schuilnaam ‘Grote Cor’), opdracht een vergadering voor alle rayon- en districtshoofden van het gewest Utrecht te beleggen. Op 22 november zijn in het gebouw van de Kamer van Koophandel te Utrecht de kopstukken van het vaderlands verzet in vergadering bijeen. Naast Engelandvaarder Seerp Postma (schuilnaam Witte Dirk) zijn onder anderen aanwezig Jacob Vos, Johannes van Zanten (schuilnaam Van Buren), leider van de Betuwse KP (Knokploeg) en Gerrit Westdijk (schuilnaam Bob van Oostrom).
Wat de verzetslieden niet weten is dat de Duitsers op de hoogte zijn van de vergadering. Door een ongelukkig toeval is de 19-jarige koerierster Lenie Mostert in Veenendaal in handen gevallen van de SD (Sicherheitsdienst). Lenie heeft de schriftelijke uitnodiging voor de vergadering van de verzetslieden bij zich, waardoor de Duitsers op de hoogte zijn van plaats en tijdstip van de vergadering. Het gebouw van de Kamer van Koophandel is omsingeld door soldaten van de Wehrmacht en SS’ers. Plotseling wordt de deur van de vergaderruimte met kracht open gestoten. Uit Apeldoorn afkomstige leden van de gehate Duitse SD stormen met vuurwapens in de aanslag naar binnen. Verwarring heerst. Snauwende, snijdende bevelen klinken: “Hände hoch, sonst schiessen wir!” De SD’ers verrichten zeventien arrestaties, drie vrouwen en veertien mannen. Twee mannen weten ter nauwer nood aan hun arrestatie te ontsnappen en houden zich 24 uur lang op de zolder van het gebouw verborgen. De gearresteerde verzetslieden worden ‘s nachts in vrachtwagens naar de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn gebracht. Het cellencomplex van de kazerne is in oorlogstijd een beruchte gevangenis van de SD. De verzetslieden worden in de cellen opgesloten en diezelfde nacht nog worden ze verhoord en ernstig mishandeld.
Foto: Coda Apeldoorn
Het pistool weigert dienst
“Een Duitse officier heeft de beide mannen in de gaten. Hij houdt hen aan, vraagt naar hun papieren en geeft een soldaat bevel hen te fouilleren.”
Van Bijnen en Esmeijer sluipen door het dennenbos tussen de Frankenlaan en Polhoutweg, in de richtingvan de kazerne. Als een Duitse patrouille nadert, moeten de mannen zich in het struikgewas verschuilen. Bij het boswachtershuis aangekomen, begint Frank met het maken van een schets van de omgeving en maakt hij aantekeningen. Een Duitse officier heeft de beide mannen in de gaten. Hij houdt hen aan, vraagt naar hun papieren en geeft een soldaat bevel hen te fouilleren. Op dat moment trekt Esmeijer zijn pistool en schiet. Maar het wapen ketst. Met zijn pistool geeft hij de soldaat een klap, waarop Frank en Paul op de vlucht slaan. De officier achtervolgt het tweetal, terwijl hij op hen vuurt. De vluchtelingen rennen door de Frankenlaan en verdwijnen, door de Duitsers op de hielen gezeten, in het loofhout aan de andere kant van de laan. Ze kiezen elk voor zich een eigen weg. Dat baat echter niet. De officier schiet Esmeijer neer en ook Van Bijnen wordt geraakt door geweervuur van een patrouille die toevallig in de buurt is en ook de achtervolging inzet. Huib Verschoor wordt na een korte zoekactie in de buurt van zijn auto gevangen genomen en opgesloten in een van de cellen op de Koning Willem III kazerne.
Samuel Esmeijer is op slag dood. Zijn stoffelijk overschot laten de Duitsers, nadat zij dit nog afschuwelijk hebben mishandeld, in de berm van de Frankenlaan liggen. Zijn hoofd is zwaar verminkt, zó zelfs dat het de politiefotograaf moeilijk valt om de resten ervan herkenbaar te fotograferen. Van Bijnen is door een schot in zijn buik zwaar gewond. Ondanks zijn verwonding ziet hij kans een van de Duitsers neer te slaan en een paar honderd meter weg te vluchten. Maar dan valt hij neer in het prikkeldraad. De Duitsers laten hem daar voor dood liggen en plaatsen een bord naast hem met het opschrift ‘Terrorist’. Eerst na verscheidene uren daar gelegen te hebben, wordt hij overgebracht naar het Kriegslazarett, in de Josephstichting aan de Deventerstraat. Als op zijn lichaam een situatieschetsje met aantekeningen wordt gevonden, begrijpen de Duitsers dat ze een goede vangst hebben gedaan. Ze stellen alles in het werk hem in leven te houden om meer informatie los te krijgen. Hij sterft echter aan zijn verwondingen in de nacht van 30 november op 1 december 1944. Voor zijn verzetsdaden wordt hij in 1950 postuum geëerd met het ridderkruis der 4de klasse van de Militaire Willemsorde.
Vermoord in plaats van bevrijd
Uit de informatie die op het lichaam van Frank van Bijnen wordt gevonden, concluderen de Duitsers dat er een bevrijdingsactie van het verzet op handen is. In de daaropvolgende dagen worden de opgepakte verzetsstrijders door de SD op wrede wijze verhoord. Om een bevrijdingsactie voor te zijn en ook om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen gaat de SD over tot actie. Zaterdagmorgen 2 december 1944, rond zes uur in de morgen arriveert de Vlaamse SD’er Eugeen Dirckx met zijn auto bij het bureau van de SD aan de Van Rhemenslaan in Apeldoorn. Hij had de vorige avond opdracht gekregen de SD’er Verhulsdonck en SS-Untersturmführer Wigger op te halen om hen naar de uitvoering van een executie bij de Koning Willem III kazerne te brengen. Als Dirckx het bureau van de SD binnengaat treft hij Verhulsdonck dronken aan. Deze kan daarom niet mee en dus stapt alleen Wigger bij Dirckx in de auto. Eenmaal aangekomen bij de kazerne, staat het executiepeloton reeds aangetreden. Het bestaat uit soldaten van de Luftwaffe en de leiding is in handen van Oberleutnant Adolf Glück, de commandant van de Koning Willem III kazerne.
“De Duitse soldaten van het executiepeleton aarzelen.”
Dertien gevangenen zijn uit de cellen van de Koning Willem III kazerne gehaald, zij worden geboeid en onder leiding van de wachtcommandant SS-Oberscharführer Bender in drie groepen naar de Sportlaan gebracht. Hier deelt Wigger hen mee dat ze zullen worden doodgeschoten, waarop onmiddellijk de vonnissen worden voltrokken. Bij de laatste groep is een Amerikaanse vlieger, eerste luitenant Bill Moore. Als hij naar voren wordt gebracht, staat hij plotseling stil en spreekt hardop in het Engels dat men niet het recht heeft om hem, een Amerikaanse militair dood te schieten. Wigger antwoordt hierop: “Wir werden ihm helfen, Bomben zu werfen auf Frauen und Kinder.”
De soldaten van het executiepeloton aarzelen. Glück loopt op Bill Moore toe en schiet hem met zijn machinepistool van achteren dood. De Duitsers zijn van plan de lijken op diverse plekken in Apeldoorn neer te leggen voorzien van de tekst ‘Terroristen’. Maar vanwege een razzia die dag durft niemand zich op straat te vertonen en daarom zien de Duitsers van hun plan af. Zij geven de politie opdracht de stoffelijke overschotten op te halen. De omgekomenen worden naar het Julianaziekenhuis aan de Sprengenweg in Apeldoorn gebracht en na identificatie op de begraafplaats Heidehof in Ugchelen begraven. Na de oorlog zijn de meeste verzetsstrijders en de Amerikaanse luitenant op diverse plaatsen herbegraven.