Ooggetuige vertelt… Herman van Essen
Herman van Essen over zijn ervaringen tijdens en vlak na de oorlog
Herman van Essen (Apeldoorn 1931-2009) was net als zijn vader slager aan de Molenstraat-Centrum 264 te Apeldoorn, vlakbij het Apeldoornse kanaal. Eind jaren 70 stopte hij als slager. Op dezelfde locatie ging hij aan het werk bij zijn zoon Herman, in de elektronica winkel van Essen Electronics. Zijn kleinzoon Martijn vroeg veel over de oorlog:
Hoe ging het in de oorlog op school?
School ging prima, ja dat was geweldig. Ik geloof dat ik in de derde klas zat aan de Molenstraat toen de oorlog uitbrak. Tijdens de meidagen 1940 moesten we al thuisblijven. De school werd al snel gevorderd door de Duitsers, dat was prachtig, geweldig! Later kwam ik op andere scholen terecht, daar waar nu Gigant was heb ik school gehad, aan de Molleruslaan en in leegstaande winkels aan de Hoofdstraat. In de late oorlogsjaren gingen we in de winters niet meer naar school omdat er geen kolen meer waren om de school te verwarmen. Wanneer er geen school was rommelde ik thuis wat, zoals knutselen een karretje timmeren en in de lange winters ging ik heerlijk alle dagen schaatsen. Veel meer was er niet, soms een beetje langs de weg zwerven.
Hoe was het dagelijks leven in de oorlog?
Wij hebben gelukkig geen last gehad van te weinig eten, niet zoals in het westen waar ze honger hebben gehad. Wij hadden een slagerij en we slachten zelf vlees, maar de toevoer was wel minder. Dat haalden wij op de oude veemarkt. In de omgeving had je boeren zat, daar haalden we eten. Wij verbouwen ook onze eigen aardappelen en groenten. Dat was het dan ook, want er was niets anders zoals snoep.
In sommige gevallen hadden mensen geen geld en ruilden wij spullen voor vlees. Zo zijn de meubels in de voorkamer nog geruild voor vlees. Een keer hadden wij mazzel. In de nacht kwamen er een aantal Duitsers aan de poort met een koe, met het verzoek om hem te slachten. Dat deden wij en de Duitsers namen niet alles mee van koe, dus dat was wel fijn.
Toen Arnhem werd geëvacueerd kwamen er veel vluchtelingen uit Arnhem. Ik heb nog gespeeld met het zoontje van de eigenaar van Burgers Zoo.
Had je veel contact met de Duitsers?
In het dagelijks leven hadden we veel contact met de Duitsers. Zij zaten vaak aan de overkant op een bankje, waar ze de in de stallen de paarden van de Ortskommandant verzorgde. Je kreeg snoep van ze en we mochten een keer mee rijden op zijn koets. In de winter gingen we met de schaatsen. Dus van de normale Duitser had je geen last. Na de bevrijding waren ze blij dat het voorbij was. Weet je, die soldaten moesten maar wilden niet. Het was de SS en NSB waar je wel last van had. En het kon zijn dat je fiets kon worden gevorderd op straat. Ook had je een avondklok, je mocht niet meer op straat na een bepaalde tijd.
Mijn vader had op een dag nog een gewaagde actie. Hij reed met zijn fiets langs een gevorderd huis en voor dat huis stonden kisten met brood. Deze werden daar ‘s ochtends geplaatst voor de ingekwartierde Duitsers. Mijn vader greep zijn kans en nam een kist mee naar huis op zijn bagagedrager, het zal vol met brood. Deze grijze kist heb ik nog steeds op zolder liggen. Mijn neef Jan had verrekijkers gestolen van de Duitser bij de luchtafweer (Flak) stelling bij het spoor.
Wat weet je over het Joodse bos?
Ik weet niet meer in welk jaar dat het Apeldoornse Bosch ontruimd werd, maar ik weet nog wel dat ik ze langs zag komen op die platte boeren wagens. Sommige vastgebonden, sommige los en schreeuwen dat ze deden midden in de nacht. Toen werden ze bij het spoor in die veewagons gestopt en toen zijn ze afgevoerd. Verschrikkelijk, je was kind en het ging zo langs je heen.
Hoe verliepen de laatste dagen richting de bevrijding?
De ergste dagen waren de dagen dat ze volop vochten hier in de buurt. Drie volle dagen en nachten hebben we onder granaatvuur gelegen en er werd flink gevochten bij de Deventerbrug en de brug van de Molenstraat. De Canadezen konden de bruggen niet over komen en hadden berichtgeving dat dat er nog veel Duitsers aan deze kant zaten. Daarom hadden ze nog een hoop platgegooid.
Ik heb die gevechten duidelijk meegemaakt, besefte goed wat er speelde en vond het spannend. Wij zaten vooral in de schuilkelder en kwam af en toe buiten. Je kon niet te vaak buiten komen want de kogels en de granaten vlogen je om de oren heen. ‘S Nachts, toen ik een keer buiten kwam zag ik een een Duitser door onze tuin kruipen en aan de overkant zag ik een aantal Duitsers in opstelling liggen richting de brug. Later zag ik dat er een aantal gesneuveld waren, met hun koppies naar beneden. Toen we in de schuilkelder zaten zijn er op een paar meter van ons af een paar bommen gevallen. De schuilkelder zag helemaal zwart van het zand. Ik heb nog een aantal granaatscherven jarenlang bewaard, die lagen in de schuilkelder vlak bij ons. Het was angstig, niet leuk. Maar ja, dat gaat in een kwestie van een paar minuten voorbij. Op de muur van de oude radiofabriek zijn nog de scherf- en puin gaten te zien van die bommen en op een foto van vroeger is nog de contouren te zien van een opgevulde trechter. In de buurt zijn nog aardig wat doden gevallen. Veel huizen waren kapotgeschoten, sommige huizen waren helemaal plat.
Aan de overkant stond ergens een Duitse ‘Dikke Bertha’ kanon opgesteld, deze bleef op een gegeven moment achter elkaar vuren, achter elkaar dat vreselijke geluid: fieeet boem fieeet boom.
Op het laatst waren de meeste Duitsers op de loop en zaten er alleen nog maar van die snotneuzen van de Hitlerjugend van een jaar of 14 en 15 jaar. Dat was ook toen de Canadezen al aan deze kant waren van het kanaal. Ze hebben die jongens die hun mangaten niet uit wilden ter hoogte van de (toenmalige) Praxis eruit gebrand met van die vlammenwerper tanks, weg.
Daarna kwamen de Canadezen in ons huis, wat ervan over was. Er stond nog een groot deel maar we hadden geen meubel of een stuk kleding over, alles was kapotgeschoten. Er kwamen vier Canadezen in ons huis en verbleven in het voorste gedeelte van het huis, waar de planken voor de ramen zaten. Wij zaten dan boven en op den duur knapten we de bovenverdieping op. De Canadezen hebben diverse kisten en dekens achtergelaten, deze heb ik nog op zolder staan (zie ook de aflevering over de kist van Brinkman).
Bij de Deventer brug hadden ze een Baily brug gemaakt en over de Molenstraat brug werd iets met hout en palen overheen geflanst.
Hoe vierde je de bevrijding?
We vierden volop de bevrijding. Er waren optochten, feesten en je bracht veel tijd door met de Canadezen. Er was ook wat op Marialust te doen.
Ik haalde nog wel eens wat kattenkwaad uit. Onder de brug aan de Molenstraat zaten nog wat springladingen. Deze heb ik eraf gehaald en op een veldje daarnaast laten springen. Vlak daarbij had je een kapper, hij was bezig iemand te scheren en kwam na de explosie vloekend naar buiten met het scheerschuim aan zijn handen. Die avond kwam er iemand aan de deur verhaal halen, mijn vader ontkende maar hij wist wie de dader was natuurlijk… Het huis van de buren, Gerritsen, was zwaar beschadigd en onbewoonbaar. Ik heb nog een deel laten instorten van dat huis. Dat weet niemand volgens mij.
Ik ging weleens op de fiets naar het voormalig munitie depot in de bossen rond Hoog Soeren. Ik nam hulzen achter op de fiets mee voor een leraar. Hij maakte er vazen van en wij mochten de kruit zakken hebben. Deze staken wij dan in de brand. Patronen konden ook nog springen, door in het vuur te gooien en met handgranaten gingen we wel eens vissen in het kanaal. De vissen kwamen zo boven drijven.
Wapens en munitie verzamelde ik en deze verstopte ik op zolder. Na een weekend op kamp was het verdwenen, mijn vader had het gevonden en aan de politie gegeven. Gelukkig zijn er bij mij geen ongelukken gebeurd, maar bij een bekende wel. Hij komt nog wel eens in de winkel. Hij had een verminking aan zijn gezicht.
Over het algemeen hadden we, op de laatste dagen na en dat mijn vader werd opgehaald voor de arbeidsinzet voor loopgraven spitten, een relatief goed leven. Er werd wel eens wat geschoten en er stortte wel eens een vliegtuig neer maar je bent er nu eenmaal mee opgegroeid en je weet hoe langer hoe rauwer. Op het laatst interesseerde je het niets meer wat er gebeurde. Werd er geschoten dan liep je gewoon… ja toe maar. Je raakte er zo aan gewend. Het was allemaal narigheid, niet leuk en ik hoop het ook nooit meer mee te maken. Je kreeg geen stukje speelgoed en snoep was er niet.
Na de oorlog
Na de oorlog ben in naar de MULO gegaan. Daar is niets van terecht gekomen, die rapporten heb je gezien (verteld Herman glimlachend aan zijn kleinzoon). Daarna ben ik naar de Ambachtsschool gegaan en dat ging goed. Het was nog steeds brandstofcrisis voor stoken in de winter. Dan gingen we naar de conciërge toe en vroegen we: Teun, hoe lang nog? Oh jongens nog een paar dagen dan is het op en dan kun je weer naar huis toe!
In 1995 was de bevrijding 50 jaar geleden, het werd groots gevierd. Er kwam nog een Canadese veteraan in de winkel die zei dat hij hier had geslapen. De familie Gerritsen, onze voormalige buren, hadden hem en zijn familie in huis genomen en namen hem naar ons toe voor een praatje. Helaas weet ik de naam niet van die veteraan.
Op dit moment is het team bevrijding van de Veluwe nog bezig om de Canadese en Duitse kant van het verhaal omtrent de gevechten aan de Molenstraat uit te werken. Nog meer lezen over de Molenstraat? Lees het boekje ‘Ik zie het nog zo voor me’ Oorlogsdagboek van Fienie Kleinherenbrink. Een uitgave van Vereniging Oud-Apeldoorn.